De industriële productie van voedsel en de gevolgen daarvan


Landbouwmechanisatie

Na het verstrijken van de eerste moeilijke opbouwjaren na de Tweede Wereldoorlog, zien we dat zich grote veranderingen in de landbouw voordoen. Door de gemechaniseerde industrie kwam een snelle groei in de arbeidsproductiviteit.

Tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog lag de nadruk op het veiligstellen van de voedselvoorziening. In de periode 1950-2011 vervijfvoudigde de landbouwproductie door overheidssubsidies, terwijl het aantal land- en tuinbouwbedrijven terugliep van 410 duizend tot 70 duizend. De productiviteit was dus enorm gestegen.

Dit kwam door de snelle landbouwmechanisatie. Het trekpaard verdween en de tractor kwam. Melken ging niet langer met de hand, maar werd gedaan door de melkmachine en later door de melkrobot. In 1950 gaf een gemiddelde melkkoe 4 duizend liter melk per jaar. In de periode 1950-2011 is de jaarlijkse melkgift van een doorsnee melkkoe meer dan verdubbeld. De totale melkproductie was rond 1950 ongeveer 5,8 miljard liter ofwel 580 liter per Nederlander. In 1950 werd er 130 miljoen kg kaas gemaakt, tegen het zesvoudige nu.

Terwijl 400 duizend hectare land- en tuinbouwgrond verdween, steeg de voedselproductie. Het land werd gebruikt voor onder meer bebouwing, infrastructuur en natuur. Veel landarbeiders en boerenknechten verdwenen hierdoor en gingen, vaak tegen hun zin in, werken in de industrie.

 

Conserveren

Het probleem van het bewaren van voedsel heeft de mensen altijd al bezig gehouden.

Door allerlei bewerkingen probeerde men het bewaarprobleem van voedsel op te lossen: drogen, roken, zouten, bewaren onder vet, zoeten, met zuur en zwavel. De laatste drie waren in de steentijd al veel gebruikte methoden. Er werden later nog meer methoden ontwikkeld. Bij deze methoden voegde men zoveel zout, suiker, azijn, alcohol of rook aan de producten toe, dat allerlei micro-organismen, niet meer in staat waren om zichzelf tot bederf te ontwikkelen.

Rond 1800 werd het conserveren van voedsel door middel van afsluiting van de lucht uitgevonden.

In het begin van de negentiende eeuw werd het wecken uitgevonden. Hierbij worden organismen door verhitting in een afgesloten fles of blik gedood. Wecken werd populair door het behoud van de natuurlijke smaak van de producten. Door deze uitvinding werden pekelen en drogen de jaren daarna minder vaak toegepast.

In de jaren zestig van de negentiende eeuw verspreidde de koelkast zich. Dit kwam vooral door de supermarkten die diepvriesvoedsel op de markt brachten. Bij diepvriezen wordt de ontwikkeling van organismen stop gezet door de snelle verlaging van temperatuur.

In de decennia na de Tweede Wereldoorlog is het overgrote deel van de voedingsmiddelen verpakt te koop. Verpakking vergemakkelijkt het vervoeren van de voedingswaren, het presenteren, het bewaren in de schappen van de supermarkt, het stapelen in de boodschappenkar, het vervoeren in de auto en het thuis opbergen in de (koel)kast.

Producten beschermen voor verderf met behulp van inmaken komt bijna nooit meer voor. Deze verandering is begrijpelijk, bewaren raakt uit de tijd. Veel producten die wij nu gebruiken kunnen makkelijk zonder al te grote kosten vervangen worden.

Het nadeel van alle oude manieren van conserveren was, dat het te bewaren product kwaliteit verloor en een andere smaak kreeg.

De conserveringstechnieken van nu hebben ervoor gezorgd dat de houdbaarheid van voedingsmiddelen is verbeterd, door behoud van smaak en instandhouding van het product. Hierdoor kunnen voedingsmiddelen nu ook gedurende het hele jaar beschikbaar zijn. Dit heeft als gevolg dat de voedingsmiddelen over grote afstanden worden vervoerd, wat zorgt voor beschikbaarheid van meer exotische voedingsmiddelen over de hele wereld.

 

Voedingsmiddelenindustrie

Naast de conserveer methoden ontstonden er na de Tweede Wereldoorlog veel conserveermiddelen.

Door de groeiende productie van de land- en tuinbouw stonden de conserveermiddelen na de Tweede Wereldoorlog centraal voor de wetenschappers. Het onderzoek naar nieuwe conserveringsmogelijkheden trok dan ook sterk de aandacht.

In de voedingsmiddelenindustrie na de Tweede Wereldoorlog is veel gebeurd. De synthetische productie steeg en ook de additieven, waardoor de productie en bereiding van voedsel vergemakkelijk werd, kwamen meer in gebruik.

In de jaren vijftig hield de voedingsmiddelenindustrie zich vooral bezig met de ontwikkeling van conserveringstechnieken. Hierdoor begonnen langzaam aan diepvriesartikelen te verschijnen. Ook de instant-producten kwamen op, waardoor de kooktijd, bijvoorbeeld door voorgaren, veel korter was. Hierdoor werd het toevoegen van conserveermiddelen ook steeds meer als iets noodzakelijks gezien.

In 1974 verscheen het boek ‘Voedsel in Nederland. Gezondheid, bedrog en vergif’. De twee schrijvers twijfelden aan de producenten en daarmee aan het fabrieksvoedsel. Consumenten waren naar de schrijvers hun mening de slachtoffers.

Zij werden bedreigd door het overmatig gebruik van smaak-, kleur- en geurstoffen. De producten waren naar hun mening zonder deze stoffen veel gezonder en zouden over meer voedingswaarden beschikken.

Er was weinig voedselbewustzijn. Het gemaksvoedsel had de voedselmarkt overgenomen en daarmee werden primaire producten overbodig.

Voedsel werd in de jaren zeventig een maatschappelijke zaak. De kwaliteit van voedsel kwam volop ter discussie te staan. Aan de eisen die werden gesteld aan voedingsproducten, als hygiëne, voedzaamheid, houdbaarheid, gemak, aantrekkelijkheid en kleur en geur, werd de eis van ‘natuurlijkheid’ toegevoegd. De vraag is hoe deze met elkaar samen gaan.

Terwijl de consument de additieven het grootste probleem vond, vonden wetenschappers het eenzijdig of teveel eten van de consument een groter probleem.

In de laatste jaren speelt de voedingsmiddelenindustrie nog steeds een grote rol. Het eten van vlees is riskant door de vele antibiotica, frisdrank is slecht door verontreinigde stoffen en noem het zo maar op. Toch blijven de consumenten deze producten kopen, omdat zij hier nu gewend aan zijn geraakt.

 

Seizoenen verdwijnen door transport van ingrediënten

Voordat eten en drinken in de winkel ligt, zijn de grondstoffen, ingrediënten en eindproducten vaak al diverse keren getransporteerd. Dit heeft mede te maken met de globalisering van ons voedsel. De internationale ontwikkelingen maken het mogelijk gebruik te maken van goedkope grondstoffen en goedkope productiefactoren uit het buitenland.

Door het snellere transport werd de aanvoer van verse ingrediënten van over de hele wereld mogelijk. Voor snel bedervende producten is de snelheid van het vliegtuig een uitkomst. Hierdoor vervaagden seizoensgroenten- en fruit. Voordat dit gebeurde werd er natuurlijk ook al gebruik gemaakt van het inblikken van groenten en fruit waardoor de seizoenen vervaagden. Het effect van transport maakte dit alleen maar erger. Mede hierdoor ontstond in Nederland een wereldkeuken. Door de toenemende welvaart raakte de consument er steeds meer aan gewend om het hele jaar door alles te kunnen kopen, ook de meest exotische producten.

 

Vlees en vis

Als we het voedingspatroon van voor de Tweede Wereldoorlog vergelijken met het voedingspatroon nu dan is de grootste verandering te zien in het stijgende aandeel van dierlijke producten als vlees en vis. Tegenwoordig gaat hier dan ook het grootste deel van het voedingsbudget aan op. Ongeveer 25 tot 26 cent van elke euro die besteed wordt aan voeding, wordt uitgegeven aan vlees, vis of zuivel producten. Dit is te zien in de grafiek hier onder van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Naamloos

Afbeelding: Bestedingen van huishoudens aan voeding, 2011.

Vlees is lekker en geeft status aan mensen. Op feesten en bruiloften was dat even belangrijk als de taart nu.

Voor de Tweede Wereldoorlog aten mensen maar één keer per week vlees. Tot dit maximum terug, kunnen we nu niet meer. Als mensen nu nadenken wat er vanavond op tafel komt, is het vanzelfsprekend dat daar vlees bij inbegrepen zit.

Na de Tweede wereldoorlog wordt het met behulp van antibiotica mogelijk om duizenden dieren in één cel te huisvesten. Daarnaast wordt gezocht naar mogelijkheden om vlees zo snel mogelijk te produceren. Als gevolg daarvan werden mensen overspoeld door vlees promotiecampagnes. Mensen aten volgens deze campagnes te eenzijdig en het vlees eten moest gestimuleerd worden.

De afgelopen eeuw veranderde de gewone gezonde kip in de zieke plofkip. Waar eerst één kip voor was, zijn er nu twee. Één om de eieren te leggen en de ander voor het vlees. Tussen 1935 en 1995 neemt het gewicht van de vleeskip met 65% toe. Vleeskippen leven maar zes weken, de haantjes leven nog geen dag.

Nederland is de vleesfabriek van Europa. Per jaar produceren we zo’n vijf miljoen dieren, waar we maar 33,3% zelf van opeten. Des te meer vlees, melk en eieren we gaan eten, des te goedkoper het wordt. Des te goedkoper het wordt, des te meer we ervan gaan eten. Het vlees wordt van een luxeproduct tot iets alledaags.

Een boer in de jaren zestig met 300 kippen had genoeg geld om goed te kunnen leven. Tegenwoordig heb je om nog net niet failliet te gaan, minstens 70.000 kippen nodig. Om over vijf jaar te overleven heb je minstens 200.000 tot 400.000 kippen nodig. Dan verdien je nog steeds geen barst.

Het is moeilijk om weer terug te gaan met het produceren van vlees zoals vroeger. Naast hun investeringen om een groot bedrijf te worden is de boer voorgoed afhankelijk van de bank. Hij moet rente betalen dus moet de boer omzet maken. Dat lukt hem alleen door een groot aantal dieren te produceren. Ook kan het vlees niet duurder gemaakt worden, omdat het in het buitenland dan alsnog voor een betere prijs te kopen is.

Eind jaren tachtig kwamen de eerste rapporten van het Ministerie van Landbouw dat er te veel antibiotica gebruikt werd in de dierenindustrie. Ook kwam de melding dat dit gevaarlijk was omdat virussen resistent dreigden te worden tegen de antibiotica. Tot op de dag van vandaag is hier niks aan gedaan.

Veel mensen denken dat vis een goed alternatief is voor vlees. Ook deze productie omstandigheden zijn erg verslecht. Van de visvangst in Nederland is 40% van de gevangen vis al dood als het aan boord van het schip komt. Zo onschuldig is het vis vangen dus niet. Vissen hebben geen stembanden, dus kun je ze niet horen. Dit speelt een grote rol in het probleem van de vis vangst. De zee heeft altijd het imago van onuitputtelijk gehad, die tijd van eindeloze visvangst is voorbij. In Europa is nog maar 10% van de oorspronkelijk voorkomende vis over. Er zijn steeds grotere schepen gekomen met steeds ook grotere motoren, alles door de industrialisatie.

Veel mensen willen de werkelijkheid over ons vlees en vis niet onder ogen komen.

Supermarkten spelen ook een rol in het meer vlees gaan eten. Wanneer je een supermarkt inloopt kom je eerst langs de groenten en het fruit, waarna je meteen je tweede keuze moet maken bij de vleesafdeling.

Mensen hebben misschien geen interesse meer in waar hun eten vandaan komt. Alles gebeurt achter de schermen en dat willen we graag zo houden, nu we ook hier niet meer aan gewend zijn. De meeste mensen vinden het wel erg als dieren een slecht leven hebben geleid, maar willen hier liever niet bij stil staan. Mensen komen dan met argumenten als “als ik daar de hele tijd over moet gaan nadenken dan heb ik ook geen leven meer” of “straks kan ik niks meer eten”.

 

 

Gezonder eten: aandacht voor productie en herkomst van ons eten

Met de toename van mechanisering en chemicalisering van voedsel nam de groei van de bio-industrie toe. Dit heb je in het stuk hier boven kunnen lezen.

Het akelige gevoel over de industrialisatie van voedsel kreeg in Nederland al in 1894 aanhang in de vorm van de oprichting van de Vegetariërsbond. De Vegetariërsbond komt onder andere op voor de vermindering van de vlees- en visproductie. Op dit moment (2014) zijn er ongeveer 4.000 leden en donateurs.

De Vegetariërsbond werd in de jaren twintig en dertig opgevolgd door de aanhangers van de biologisch-dynamische landbouwmethode en de reformbeweging. Zij streefden naar een natuurlijk en gezond leven voor mens, dier en plant.

Deze mensen waren hun tijd ver vooruit.

De consument is gewend om alle producten in de supermarkten beschikbaar te hebben. In de eenentwintigste eeuw wordt de aandacht voor goed gezond eten steeds groter evenals de roep om biologische ecologisch verantwoordelijk te produceren. In 2011 werd 2 procent van de totale bestedingen aan biologische producten besteed. Dit was een toename van 17 procent ten opzichte van 2010.

De consument in Nederland wordt steeds bewuster en dat kun je merken door de aandacht voor voedsel in tv-programma’s als ‘De keuringsdienst van waarde’

Er wordt steeds meer belang gehecht aan de manier van produceren van voedsel. Hebben dieren wel een waardig bestaan, accepteren we gebruik van antibiotica. Willen we genetisch gemanipuleerd voedsel? Kunnen we zonder al die ongezonde bestrijdingsmiddelen bij onze voedselproductie?

De vraag voor de toekomst is hoe we evenveel of meer kunnen produceren, maar minder belastend voor het milieu en gezonder voor de mens. Een andere mogelijkheid is dat mensen gaan consuminderen: vooral voor het minder eten van vlees is milieubewust.

 

 

De massaproductie ontstaat dus in eerste instantie door landbouwmechanisatie. De opbrengsten vergroten sterk. Allerlei conserveringsmiddelen zorgen er voor dat de producten langer houdbaar worden. Maar sommige van deze additieven (toevoegingen) zijn slecht voor de mens.

Bij intensieve veehouderij worden bijvoorbeeld veel varkens of kippen in kleine ruimtes gehouden. Om niet ziek te worden krijgen zij antibiotica toegediend. De antibiotica die mensen binnen krijgen door het eten van deze dieren is ongezond.

Door beter en sneller transport wordt voedsel ook buiten de seizoenen bereikbaar. Een nadeel hiervan is de grote invloed op het milieu.

Ook de intensieve visvangst heeft een negatief effect op het milieu en bedreigt de soorten, waarvan nu nog maar 10% over is.

De Nederlander wordt steeds bewuster van zijn eten, een voorbeeld daarvan is het stijgen van het aandeel biologische producten naar 2 %.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *