Wat de Nederlander at vóór 1945


Voor deze geschiedenis reeks is het nodig om een goed beeld te krijgen van de eetgewoonten in Nederland tot 1945. Hier gaat deze post dan ook over.

 

Rond 5300 voor Chr. ontstonden in Limburg de eerste vormen van landbouw. Het graan wat de landbouw opleverde vormde eeuwen lang de belangrijkste basis voor de maaltijd. Van graan werd brood en pap gemaakt en men kon het vanaf de middeleeuwen verwerken tot bier, wat de belangrijkste drank was voor de Nederlander. Het was namelijk goedkoper dan wijn en zuiverder dan water. Naast brood en pap werden er ook veel peulvruchten gegeten, wat in die tijd niet tot groenten werd gerekend. Groenten werden namelijk zelden gegeten omdat geneesheren het als ongezond beschouwden. Melk had een laag aanzien en werd door de armen gedronken. Het werd voor het grootste deel omgezet tot boter en kaas wat meer opleverde. Vlees werd vooral door de rijke bevolking gegeten.

 

In de zeventiende eeuw werd de dag begonnen met brood of beschuit met boter of kaas. Het middageten bestond uit een schotel moesgroenten, een stuk koud vlees en soms wat fruit. Fruit had echter geen goede naam omdat het een veroorzaker van vele ziekten zou zijn. Een paar uur na het middageten nam men middagbrood: een paar plakken brood met boter of kaas. Ook het avondeten was vaak niets anders dan brood met boter of kaas met als variatie roggepap of boekweitbrij. Op zondag haalden gewone burgers een stuk gezouten vlees en kookten genoeg voor de rest van de week.

 

Hoewel in de zestiende eeuw de aardappel al door de Spanjaarden in Zuid-Amerika werd ontdekt, werd deze pas rond de achttiende eeuw echt opgenomen in het voedingspatroon. Dit heeft er onder andere voor gezorgd dat de zeemansziekte scheurbuik verdween. Het biergebruik nam in de zeventiende eeuw af door verhoging van de bierbelastingen, waardoor men meer jenever ging drinken.

Er werden vanaf de achttiende eeuw groenten ingezouten zodat de groenten van het vorige seizoen mee konden naar het volgende. Er was nog steeds maar weinig afwisseling in het menu, want maar weinig mensen konden deze groenten betalen.

Het avondmaal bestond vaak uit peen of paardenbonen met spek en aardappelen of brij met een snee roggebrood met boter of kaas. Een algemeen gebruik was het op zondag eten van soep met schapen-, kalfs- of hoendervlees met rijst en groenten. Om het langer te bewaren werd vlees gepekeld, gedroogd en gerookt, een zeer eenvoudige bereiding.

Halverwege de achttiende eeuw was suiker algemeen verkrijgbaar. Het werd onder meer gebruikt als conserveringsmiddel voor vruchten.

 

In de negentiende eeuw kwam de industrialisatie op gang in Nederland en daarmee nam de kennis over voeding toe. Men kwam erachter dat voedsel zo veel mogelijk gevarieerd moest worden. De armen maakten gebruik van deze kennis door het maken van soepen. Vaak bestond de basis van de soep uit gort, zout en peper en uien, waaraan met afwisseling bonen of aardappelen werden toegevoegd. Voor de wat rijkere bevolking konden daaraan nog wat groenten en gezouten vlees, spek of haring aan worden toegevoegd.

Het ontbijt bestond uit pap, pannenkoeken, aardappelen of broodmaaltijden. Voor broodmaaltijden was het beleg voor de rijken kaas en voor de armen stroop.

Boter werd door gezinnen zelf gemaakt, zuivelproducten werden als een luxeproduct gezien. Pas eind van de negentiende eeuw probeerde men boter machinaal te produceren.

 

In de eerste helft van de twintigste eeuw werd ’s ochtends meestal brood gegeten. In het noorden van ons land at men veel roggebrood, wat in het midden van het land bijna niet voor kwam. In het oosten van het land werden er meestal pannenkoeken gegeten, anders at men aardappelen of pap. In sommige regio’s werden ook wel restjes gegeten die niet langer houdbaar waren zoals balkenbrij (vleesafval, boekweitmeel en rozijnen) of bloedworst. Jam werd steeds populairder in de twintigste eeuw.

Halverwege de twintigste eeuw bestond het avondeten uit groenten, vlees of vis, aardappelen en dan soep vooraf of een ‘toetje’ na. Aardappelen waren nog steeds het standaard gerecht. Ze behoorde tot het hart van elke stamppot: aardappelen, vlees en groente met jus.

 

Dat wat de Nederlander at vóór 1945 betrof dus bijna geheel productie uit eigen land. Het dieet was niet gevarieerd en bestond voor een groot deel uit brood, stamppotten en typisch Nederlandse groenten en soepen.

 

YOU MIGHT ALSO LIKE

Sustainable
March 19, 2017
Ei
January 12, 2017
Vlees eten in de Vroegmoderne Tijd
December 12, 2016
Miso Hungry
December 03, 2016
Het ontstaan van mijn interesse in voeding
November 27, 2016
Spruiten
November 22, 2016
Vitamine C
November 19, 2016
Food Choices
November 17, 2016
Vlees eten in de oudheid
November 11, 2016

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *